zondag 28 februari 2021

'Zwarte mensen in de Nederlandse politiek zijn gewoon kruiwagens'

 Door Stuart Kensenhuis

In aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van dit jaar vertellen immigranten die voor 1980 in Nederland zijn komen wonen over hun eerste indrukken van de nieuwe leefomgeving en de politiek. Deze week:  kunstschilder Frank Creton (79) uit Amsterdam.

Den Haag – “Toen ik uit Suriname vertrok heerste er veel armoede. Als jongeman kon je daar niet aan de bak komen. Het was de tijd van het Eenheidsfront, de politieke beweging van David Findlay. In die periode was er ook veel discriminatie van lichtgekleurde creolen tegen donker gekleurde creolen uit de stad. De marrons uit het binnenland en de mensen uit de districten zoals Coronie, Nickerie en Para, hadden op hun beurt last van beide groepen stadscreolen. Ik heb het zelf meegemaakt want ik kom uit Coronie. Als je in de stad was kreeg je allerlei vernederende termen naar je hoofd geslingerd. Wat dat betreft vind ik dat racisme en discriminatie in Suriname vooral kwam van de stadscreool. Door Hindoestanen werd ik nooit gediscrimineerd. Echt nooit.”

Frank Creton. (® Frank Creton)

“Ik kwam met de boot in Nederland aan tijdens de zwaarste winter die dit land ooit heeft meegemaakt (1962/1963). In Amsterdam, waar ik door mijn neef Rudi Zevenbergen werd opgevangen, sneeuwde het dag en nacht. Je liep op straat en de sneeuw kwam tot aan je knie. Voor de trams liepen mannen om sneeuw te ruimen en als je was ingestapt was het net zo koud als buiten want die dingen hadden geen verwarming. Bovendien hadden ze houten vloeren en houten banken.”

“Niet lang na mijn komst ben ik gaan varen op de Zuid-Amerika lijn. Ik begon bij de civiele dienst. Later was ik salonbediende. In 1964 ben ik ermee gestopt omdat ik met drie Surinaamse vrienden naar Duitsland ben getrokken om te werken als colporteur. We gingen van deur tot deur om boeken te verkopen, een goede business want veel Duitsers hadden nog nooit zwarte mensen gezien en wilden graag iets van ons afnemen. Zo konden ze ook een praatje met ons maken. Daardoor heb ik wel goed Duits leren spreken. In 1972 ben ik terug gegaan naar Nederland.”

“Na mijn terugkeer ben ik professioneel gaan schilderen want als jongeman in Suriname stond ik al bekend als een talentvolle sneltekenaar. Hier in Nederland wilde ik eigenlijk een opleiding gaan volgen aan de Gerrit Rietveld Academie maar ik werd helaas niet aangenomen. Aan de Volksuniversiteit van Amsterdam heb ik wel les gekregen van kunstschilder Maarten Krabbé, de vader van acteur en filmregisseur Jeroen Krabbé. Hij zei tegen mij: ‘Frank ik ben hier niet gekomen om je te leren schilderen want dat kan je al. Ik ben hier om je te adviseren hoe je moet kijken en kleuren kan kiezen.’ Ik heb veel van hem geleerd.”

Frank Creton in 1964 bij het Paleis op de Dam.
 (® Frank Creton)

“In mijn jonge jaren bemoeide ik me niet met de politiek. Als ik een stembiljet kreeg gooide ik het meteen weg. Wel zag ik om me heen dat Nederlandse politieke partijen zwarte mensen gebruikten om stemmen te trekken binnen hun eigen gemeenschappen. Waren de zetels binnen dan deden ze verder niets voor ons. Ik heb het dan vooral over de PvdA. Zo kwam ik tot de conclusie dat zwarte mensen binnen de Nederlandse politiek gewoon kruiwagens zijn. Zwarte kandidaten vertellen aan hun achterban dat ze dit of dat voor ze zullen doen maar dat is gewoon niet waar. Ze kunnen namelijk alleen volgens het partijprogramma werken. Dus in principe houden ze de mensen voor de gek.”

"Je probeert toch ook een witte partij tientallen jaren achter elkaar?"

“Ik hield overigens wel van Den Uyl, de leider van de PvdA, maar ik vind niet dat zijn partij goed is geweest voor de Surinamers in Nederland. Sommige van mijn landgenoten dachten dat ze makkelijker dingen gedaan konden krijgen door hun stem aan de PvdA te geven maar ze vergaten dat ze zelf ook iets ervoor moesten doen. De Surinaamse- Nederlanders werden slap door de PvdA.”

“Eerlijk gezegd vind ik dat onze mensen moeten kiezen voor BIJ1 van Sylvana Simons of voor DENK. DENK zet de problemen van de Surinamers in Nederland op tafel. Keihard. Van Simons weet ik het niet helemaal zeker maar je kan het in ieder geval proberen. Je probeert toch ook een witte partij tientallen jaren achter elkaar? Nou dan vind ik dat je ook een keer die partij van deze zwarte vrouw kan proberen. Als een zwarte persoon of een andere migrant in een Nederlandse witte partij zit dan is hij aan handen en voeten gebonden. Hij kan niets zeggen of doen om zijn eigen mensen te helpen. Het zou mooi zijn als DENK en BIJ1 allebei in de Tweede Kamer komen want dan kunnen ze elkaar steunen.”


Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door het Steunfonds Freelance Journalisten

zondag 21 februari 2021

'Piet Hein Donner vertelt moppen en heeft een grappige manier van praten'

 Door Stuart Kensenhuis

In aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van dit jaar vertellen immigranten die voor 1980 in Nederland zijn komen wonen over hun eerste indrukken van de nieuwe leefomgeving en de politiek. Deze week: Sandra Schipper uit Den Haag.

Den Haag – “Het was niet zo dat ik droomde over Nederland of dat ik dit land als een walhalla zag. Voor ik hier kwam wonen had ik namelijk al vaker gereisd naar andere plekken op de wereld. Wel had ik een paar duidelijke doelen voor ogen toen ik besloot om uit Suriname te vertrekken. Studeren en mijn vader vinden. Al tijdens de zwangerschap van mijn moeder in 1960 ging het mis tussen mijn ouders en niet veel later vertrok hij naar Nederland. Dus ik had hem nog nooit gezien.

Sandra Schipper rond 1984 en nu.  (® Stuart Kensenhuis)

“Op 11 juli 1979 kwam ik aan in Nederland en binnen 10 dagen vond ik mijn vader terug in Amsterdam. Viavia kwam ik erachter dat hij een import-export bedrijf had aan de Eerste Oosterparkstraat. Daar zat hij op z’n kantoor en ik liep gewoon naar binnen. Hij schrok. Later begreep ik waarom. Ik leek als twee druppels water op z’n zoon van een andere moeder. Toen hij me zag stond hij op en zei: ‘Je bent mijn dochter.’ Mijn vader was Hedwig Sedoc. Een paar jaar geleden is hij overleden.

“In die begintijd had ik trouwens veel moeite om de mensen te verstaan, zeker als ze plat Amsterdams spraken. Ik weet nog dat ik bij een bakkerswinkel stond aan de Nieuwendijk. De winkelier vroeg me iets: ‘Wat mot u? Brein, wit, roche of teiche brood?’ Hij sprak heel snel en achter me stonden mensen in een rij. Om er van af te zijn heb ik toen maar wat geantwoord. Thuis kreeg ik van mijn huisgenoten op mijn kop omdat ik tijgerbrood had gekocht. Wist ik veel.”

“Vond het overigens best wel goed georganiseerd in Nederland. Als je naar de bus liep dan hoefde je je nooit druk te maken of hij zou arriveren en hoe laat. Dat soort dingen.”


Sandra in 1979 bij het Okura hotel in Amsterdam. 
Daarnaast haar vader Hedwig Sedoc. 
Dan de schilder Frank Creton.


“Later ben ik gaan studeren aan de Hogere school voor Economische Studies (HES) aan het Raamplein in Amsterdam. Ik koos voor de Economisch Juridische richting (EJ). Verder betrok ik een studentenkamer op campus Uilenstede in Amstelveen en ik werd lid van een ‘Hollandse’ studentenvereniging met een kookdispuut. Toen heb ik voor het eerst rijst met prut gegeten, wat ik bijna niet door mijn strot kreeg. Prut was een mengsel van rijst met dikke pindasaus en taugé. Dat kwakte men dan weer op een bord rijst die overigens nauwelijks gaar was. Verschrikkelijk! Zelf kookte ik natuurlijk ook - bijvoorbeeld Surinaamse bami met kip – en uiteraard wilde iedereen graag bij me komen eten.” 

"De Nederlandse politiek heeft geen echte binding met mensen van kleur"

“Wat betreft de politiek: in Suriname was ik lid van de Nationale Jongeren Beweging (NJB) van de Volkspartij. Ruben Lie Pauw Sam was de partijleider. Ik gaf onder meer voorlichting aan jonge vrouwen.”

“Van de Nederlandse politieke situatie wist ik niet zo veel. Wel kende ik partijleider Joop den Uyl (PvdA), een man waar ik veel bewondering voor had. Ook Dries van Agt (CDA) viel me op. Ik vind hem een soort vader des vaderlands. Maar de leukste van allemaal vind ik Piet Hein Donner, onder meer voormalig minister van Justitie en vice-president van de Raad van State. Ik moest altijd om hem lachen want hij vertelt moppen en hij heeft een grappige manier van praten.

“Ik vind overigens dat er in de Nederlandse politiek geen echte binding is met mensen van kleur. We zijn niet goed vertegenwoordigd in de Tweede Kamer of in andere vertegenwoordigende lichamen. Ook heb ik de indruk dat er geen grote animo is om te gaan stemmen. Lange tijd heb ik me afgevraagd hoe dat komt. In de landen van herkomst is het enthousiasme om je verkiesbaar te stellen of te gaan stemmen namelijk wel groot. Komt het misschien omdat de mensen zich niet herkennen in de politieke kandidaten en hun partijen?

“Ik constateer wel dat politieke partijen rond verkiezingstijd de deuren platlopen om stemmen te ronselen bij specifieke groepen. Maar als ze gekozen zijn komen ze ineens niet meer. Ze zeggen dan dat ze moeten opkomen voor het algemeen belang en niet voor een specifieke groep kunnen kiezen. Maar merkwaardig genoeg komen ze bij de eerstvolgende verkiezingen opnieuw langs.


Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door het Steunfonds Freelance Journalisten

zondag 14 februari 2021

'Wat die Nederlandse politici doen noem ik een toneelstuk voor het volk'

Door Stuart Kensenhuis

In aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van dit jaar vertellen immigranten die voor 1980 in Nederland zijn komen wonen over hun eerste indrukken van de nieuwe leefomgeving en de politiek. Deze week: Cornelius (Cor) James uit Den Haag.

Den Haag – “In augustus 1974 reisde ik met het vliegtuig via Sint Maarten en Curaçao naar Nederland. Op Schiphol stond mijn broer op me te wachten. Hij bracht me naar mijn hospita, een Surinaamse vrouw in het centrum van Den Haag die heel lekker kon koken.”



“Op die eerste dag kwam mijn nicht Jacky James langs om me te begroeten. Ze belde aan en ik liep met ontbloot bovenlijf naar beneden. ‘Ga een hemd aantrekken’, zei ze. Ik vroeg: ‘Waarom?’ Ze antwoordde: “Je bent hier niet op Sint Maarten. Bovendien ben ik hier met een goede vriendin.’ Naast haar stond Ingrid Houtman. ‘Doet het je zeer dat je mijn blote bast ziet”, vroeg ik gevat. ‘Wil je soms meer zien?’ Houtman vond dat geweldig. Sinds die dag was ik ook met haar goed bevriend. Ze vond me heel aardig want ik hou van lachen, brullen, gezelligheid en lekker eten. Een paar jaar geleden is ze helaas overleden. Maar we hebben echt een mooie vriendschap gehad waarin we veel leuke momenten met elkaar hebben meegemaakt.”

“Overigens kwam ik naar Nederland omdat ik rechter wilde worden. Op Sint Maarten was ik 2 jaar advocaat geweest en ik had me hier ingeschreven voor de RAIO-opleiding (Rechterlijk ambtenaar in opleiding). Maar eerst moest ik door een strenge selectie waarbij naar mijn ervaring klassenverschillen in de maatschappij een rol speelden. Ik herinner me nog de vragen van één van de examinatoren: ‘Wat voor werk doet uw vader?’ Ik zei: ‘Hij was bankwerker.’ Met grote ogen keek hij me aan. ‘Bedoelt u ingenieur?’ Ik antwoordde toen: ‘Nee.’ De vraag die toen kwam verraadde veel. ‘Hoe bent u dan advocaat geworden?’ Maar het ergste was een vraag over mijn moeder. ‘Als ze ziek is gaat u haar dan vaak opzoeken?’ Ik zei: ‘Ja natuurlijk.’ Er viel een doodse stilte en de examinatoren keken elkaar aan. Daarna reageerde één van hen: ‘Het is beter dat u teruggaat naar Sint Maarten want de RAIO-opleiding gaat te hard voor u zijn. Uw familie en kennissen moet u namelijk uit uw hoofd zetten.’ Ik ben toen opgestaan en vertrokken. Ik was boos en dacht; als Nederland zo is dan wil ik hier niet zijn.”

“Uiteindelijk is het niet zover gekomen want ik kwam een dame tegen die werkte op het Antillenhuis in Den Haag, bij het kabinet van de gevolmachtigd minister. Ze adviseerde me om een diplomatenopleiding te gaan volgen via de Universiteit van Amsterdam (UVA). Dat ben ik ook gaan doen. Een paar jaar later ben ik afgestudeerd.”

 “Er was een scheldpartij tussen een volksvertegenwoordiger en een minister”

Wat de politiek betreft uit die begintijd; de naam Joop Glimmerveen komt bij me op. Dat was een racistische politieke leider van de Nederlandse Volks-Unie. Wat me verder is bijgebleven is een ervaring tijdens een bezoek aan de Tweede Kamer. Ik volgde toen een debat en er was een scheldpartij tussen een volksvertegenwoordiger en een minister. Maar niet veel later stonden ze gezellig met elkaar te babbelen in de koffiekamer en namen ze samen iets te drinken. Ik was verbijsterd en vroeg me af hoe dit mogelijk was. Op de Antillen zouden ze echt ruzie hebben gehad en elkaar weken niet hebben gesproken.

“Wat die Nederlandse politici doen noem ik een toneelstuk voor het volk. Het is alleen bedoeld om aan de burgers te laten zien hoe hard ze voor iets gevochten hebben en hoe erg ze zogenaamd iets vinden. Het is niet waarachtig en betekent niet zo veel. Dat heb ik in mijn jaren in dit land wel geleerd.”

“Ik vind dat in de politieke orde van dit land teveel sprake is van systeemdenken en dit werkt in het nadeel van de burgers. Ik zal het illustreren met een voorbeeld tussen een Amerikaan en een Nederlander. Er ligt een plan om een brug te bouwen ergens bij een rivier. Een Hollander komt aan bij de ene oever en ziet een heleboel bomen. Hij zegt: ‘In het plan staat niets over bomen dus ik ga geen brug bouwen.' De Amerikaan komt bij dezelfde oever aan. Hij zegt: ‘We gaan meteen de bomen kappen want in het plan staat dat we hier een brug moeten bouwen.' De noden van de mens zien ze veel meer.”




Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door het Steunfonds Freelance Journalisten




zondag 7 februari 2021

'Joop den Uyl viel me wel op want hij was bijna dagelijks op de televisie'

Door Stuart Kensenhuis

In aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van dit jaar vertellen immigranten die voor 1980 in Nederland zijn komen wonen over hun eerste indrukken van de nieuwe leefomgeving en de politiek. Deze week: Hariette Mingoen uit Zoetermeer.
 

 Hariette Mingoen in 1973 en nu (® familie Mingoen).  

“Op 31 augustus 1973 vertrok ik uit Suriname en de volgende dag kwam ik aan op Schiphol. Daar stond mijn zus op me te wachten. Ze bracht me naar de studentenflat in Leiden waar ze met haar man een echtparenunit huurde. Ik weet nog dat ik over een gang moest lopen naar een kamer waar ik tijdelijk mocht logeren. Aan die gang zaten minstens 8 andere studentenkamers en er hing een algemene telefoon aan de muur. Bijna elke ochtend werd ik wakker van dat ding want hij rinkelde soms al heel vroeg. De persoon die naar buiten was gerend en er achter kwam dat het gesprek niet voor hem of haar bedoeld was, klopte dan bij de buren op de deur en riep: ‘Er is telefoon voor jou!’”

“Wat ik me ook nog kan herinneren is dat ik de volgende dag achterop de fiets zat bij mijn zwager. Dat is overigens Sardie Mohamad, tegenwoordig gepensioneerd radioloog maar toen was hij student geneeskunde. Hij liet me zien waar de bakker was. Daar viel het me meteen op hoe vriendelijk de mensen waren. Iedereen die binnenkwam groette uitgebreid. In Suriname was ik gewend dat mensen voor hun beurt om aandacht vroegen van de winkelier, tot het onvriendelijke af. Verder was ik erg verbaasd hoeveel keuze ik ineens had aan brood. Meer dan bij ‘omoe snesie’ waar je alleen puntbroodjes kon halen.”

Mingoen op haar studentenkamer

“Later schreef ik me in bij Universiteit Leiden voor de opleiding sociologie, wat mijn voorkeur had omdat het een mensgerichte studie was. Ook daar had ik momenten dat ik me erg over dingen verbaasde. Onder meer tijdens de lunch met mijn Hollandse medestudenten. Ze hadden grote stapels boterhammen bij zich. Zowel de mannen als de vrouwen. Wel 10 sneetjes. Meestal dik belegd met kaas, vlees of iets anders. Ik dacht: ‘Jeetje, wat kunnen deze mensen eten zeg. Geen wonder dat ze zo lang zijn.’ Daar zat ik dan met m’n 2 sneetjes brood. Hou ook in gedachten dat ik uit een gezin kom met 11 kinderen. Mijn moeder kocht wel eens kaas voor onze boterhammen maar ze moest het raspen om te zorgen dat er voldoende was voor iedereen.”

“Studenten uit die periode waar ik veel contact mee had waren Gera Breebaart, Piet Breebaart (geen familie), Dick en Tineke Meiners, Edu Dumassy, Annette Noten, Eduard Jansen en Cees Clay. Er waren ook Surinaamse studenten bij zoals Ann Lemmert, Edmae Chandoe, Rinia Strok, Henry Winter en Ruben Gowricharn, later bekend als hoogleraar aan Tilburg University en aan de Vrije Universiteit Amsterdam.”

"De hele sfeer in het land was beïnvloed door linkse bewegingen"

Met politiek was ik in die periode niet echt bezig maar Joop den Uyl viel me wel op want hij was bijna dagelijks op de televisie. Hij was natuurlijk premier van het meest linkse kabinet dat Nederland ooit heeft gehad en politiek leider van de PvdA. Ik vond hem een begaafd spreker die heel stimulerend overkwam. Z’n mondbewegingen, die pretoogjes en zijn gebaren wanneer hij sprak, kan ik me heel goed herinneren.”

“Overigens vind ik dat de hele sfeer in het land op dat moment vooral beïnvloed was door linkse bewegingen en dat de PvdA een duidelijk profiel had. Sinds ik in Nederland ben komen wonen heb ik altijd op die partij gestemd. Maar tegenwoordig kan je ze niet meer onderscheiden van D66, GroenLinks of het CDA. Ik vind dat je bij een keuze voor een socialer Nederland niet meer bij hen terecht kan. Daarom heb ik bij de verkiezingen in 2017 op GroenLinks gestemd.”

“Eerlijk gezegd had ik een ander beeld van Nederland toen ik nog in Suriname woonde. Ik dacht dat dit het land was waar iedereen het goed had. Maar tijdens politieke debatten werd er vooral gesproken over het kleiner maken van het verschil tussen de hoge en de lage inkomens. Daar moest ik over nadenken en vervolgens keek ik naar mijn eigen omgeving. Ik zag bijvoorbeeld de Hollandse vuilnismannen en realiseerde me dat ze het relatief niet zo veel beter hadden dan hun collega’s in Suriname. Daarom spraken die discussies die in de politiek werden gevoerd om Nederland socialer te maken me erg aan. Dat gebeurde altijd met passie. Ook de discussies over ontwikkelingssamenwerking en het helpen van arme landen waren gepassioneerd. Gaandeweg is dat helaas anders geworden.”



Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door het Steunfonds Freelance Journalisten