Door Stuart Kensenhuis
In aanloop naar de Tweede
Kamerverkiezingen van dit jaar vertellen immigranten die voor 1980 in Nederland
zijn komen wonen over hun eerste indrukken van de nieuwe leefomgeving en de
politiek. Deze week: Kwasi Koorndijk uit Amsterdam.
Den Haag – “Eigenlijk was ik al
in 1973 in Nederland. Samen met mijn moeder, broers en zussen kwamen we op
vakantie en we logeerden bij familie in de flat Koningshoef in de Bijlmer. Ik
was zestien jaar oud. Ik verbaasde me toen over het vertrouwen dat de
winkeliers hadden in het publiek. Al vroeg in de ochtend stalden ze hun spullen
buiten voor de winkel. Geen enkele winkelier in Suriname zou het in zijn hoofd hebben
gehaald om hetzelfde te doen want hij wist wat er dan zou gebeuren: alle
spullen zouden heel snel verdwenen zijn. Maar hier ging het blijkbaar anders.”
Kwasi Koorndijk rond 1992 met z'n dochter Afanaisa en een foto van nu (® Kwasi Koorndijk) |
“Waar ik toen hard om heb
gelachen was de hengelsport. Ik zag vissers langs het water uren naar een
dobber staren en als ze eindelijk een vis hadden gevangen gooiden ze het terug.
Ik begreep er niets van. In Suriname kenden we die sport ook maar de vis namen
we mee naar huis om te bakken en op te eten. Een heel ander idee van sport.”
“Na zeventien jaar was ik weer
terug in Nederland. Deze keer vanwege de medische complicaties van mijn voormalige
vrouw bij de zwangerschap van ons tweede kind. Omdat ze hier is opgegroeid en
meer bekend was met het Nederlandse systeem hebben we daarna besloten om te
blijven.”
“Voor mij persoonlijk was het
heel moeilijk want ik zat in Suriname in het management-team van de Dienst der
Posterijen maar moest hier allerlei baantjes oppakken om ons gezin te helpen. Ik
pakte alles aan en werkte zelfs als schoonmaker.”
“Ook moest ik heel erg wennen
aan het verkeer. Bijvoorbeeld aan het rechts rijden of aan trams die plotseling
een bocht namen. Een keer had ik een ongeluk op de brommer. Mijn wiel kwam
tussen de tramrails en ik viel. Dat was een nare ervaring en ik was behoorlijk
geschrokken, ook al had ik alleen maar schaafwonden.”
'Meestal had ik sympathie voor de PvdA omdat ze oog hadden voor de minderbedeelden'
“Wat de politiek betreft: mijn
vader was van 1973 tot 1977 parlementslid (statenlid) voor de Nationale Partij
Suriname (NPS). Zijn naam was Fred Koorndijk, ook wel bekend als Kwame.
Bovendien was hij voorzitter van een kerngroep van zijn politieke partij in de
wijk Frimangron. Elke vrijdag kwamen de leden van die kerngroep bij ons thuis
en werden allerlei politieke en maatschappelijke zaken besproken. Verder ontving
mijn vader vaak mensen die hulp nodig hadden en hij probeerde te helpen. Zo ving
ik gesprekken op en wist ik wat er op politiek of maatschappelijk gebied in het
land speelde. Soms wist ik het nog voor dat het in de krant stond.”
“Al in de tijd dat ik in
Suriname woonde kende ik Joop den Uyl. Over hem werd in 1974 op de radio een
populair liedje gedraaid van vader Abraham en boer Koekoek. “Den Uyl is in den
olie, in den olie is Den Uyl. Ik kan het nog steeds nazingen.”
“Maar toen ik net in Nederland
woonde had ik geen belangstelling voor de politiek. Het was toen echt overleven.
Natuurlijk keek ik af en toe wel naar een politiek onderwerp op de televisie.
Meestal had ik dan sympathie voor de PvdA. Dat komt omdat ze oog hadden voor de
minderbedeelden. Maar nu vind ik dat die partij veel aan geloofwaardigheid
heeft ingeboet. Ook die opmerking van voormalig partijleider Wouter Bos na de
verkiezingen van 2006 heeft veel kwaad bloed gezet. Hij riep dat de PvdA geen
partij is van de allochtonen. Wat mij betreft wekte hij daarmee de indruk dat
die groep mensen van mindere betekenis was. Vermoedelijk wilde hij met zijn
uitspraak nieuwe kiezers aan zich binden maar daardoor is hij juist veel
aanhangers kwijtgeraakt.”
“Over het algemeen vind ik van
de Nederlandse politieke partijen dat ze mensen met een immigratieachtergrond
gebruiken als stemvee. Dan speelt etniciteit een rol. Daarna doen ze niets voor
de doelgroepen. Het argument is dan dat het één samenleving is. Waar men
aan voorbijgaat is dat die doelgroepen verschillende specifieke problemen
hebben. Maar daar kan je dan niet meer over praten. Dat is de reden waarom er
nu partijen zijn zoals Ubuntu Connected Front (UCF), DENK en BIJ1. Zelf kies ik
duidelijk voor het UCF.”
Lees ook de andere artikelen in dezelfde serie. Zoals: 'Sommige politieke partijen zeggen wel de juiste woorden maar het strookt niet met hun daden'. http://politiekmoetjedoen.blogspot.com/2021/03/sommige-politieke-partijen-zeggen-wel.html
Of: 'De avondklok hoort niet thuis in een democratisch bestel maar bij een derdewereldland'. http://politiekmoetjedoen.blogspot.com/2021/03/de-avondklok-hoort-niet-thuis-in-een.html
Of: 'Zanger en cabaretier Robert Long; een man die ik als favoriet politicus zou hebben gekozen'. http://politiekmoetjedoen.blogspot.com/2021/03/zanger-en-cabaretier-robert-long-een.html
Of: 'Zwarte mensen in de Nederlandse politiek zijn gewoon kruiwagens'. http://politiekmoetjedoen.blogspot.com/2021/02/zwarte-mensen-in-de-nederlandse.html
Of: 'Piet Hein Donner vertelt moppen en heeft een grappige manier van praten' http://politiekmoetjedoen.blogspot.com/2021/02/piet-hein-donner-vertelt-moppen-en.html
Of: 'Wat die Nederlandse politici doen noem ik een toneelstuk voor het volk'. http://politiekmoetjedoen.blogspot.com/2021/02/wat-die-nederlandse-politici-doen-noem.html
Of: 'Joop den Uyl viel me wel op want hij was bijna dagelijks op de televisie'. http://politiekmoetjedoen.blogspot.com/2021/02/joop-den-uyl-viel-me-wel-op-want-hij.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Er is een wachttijd. Daarom wordt uw reactie niet meteen geplaatst.