woensdag 3 maart 2021

'Zanger en cabaretier Robert Long; een man die ik als favoriete politicus zou hebben gekozen'

 Door Stuart Kensenhuis

In aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van dit jaar vertellen immigranten die voor 1980 in Nederland zijn komen wonen over hun eerste indrukken van de nieuwe leefomgeving en de politiek. Deze week: Lionel Jokhoe uit Den Haag.

Den Haag – “Ik kwam in Nederland aan op 23 juli 1971. Het was een mooie zomerse dag. Eigenlijk zou ik een kamer gaan huren aan de Van Goghstraat in Den Haag, wat voor mij vanuit Suriname was geregeld, maar een familielid had ook een kamer vrij. Hij vroeg of ik bij hem en zijn gezin wilde komen wonen en dat deed ik. Maar na een paar weken had ik er spijt van. Al snel had ik namelijk een baan gevonden en toen ik op het werk was gingen hij en zijn vrouw in mijn kamer snuffelen. Ze vonden mijn brieven en ontdekten mijn geheim: ik ben homoseksueel. Daarna werd ik bijna letterlijk er uit gegooid want toen ik thuis kwam stonden al mijn spullen beneden bij de lift. Ik was net 20 jaar geworden.”

Lionel Jokhoe in 1971 en nu

“Mijn geaardheid was ook de reden waarom ik uit Suriname ben vertrokken. Al vroeg had ik gewoon meer belangstelling voor jongens maar in het land van mijn jeugd had je bijna geen voorlichting over homoseksualiteit. Ik wist niet eens welke naam je er aan moest geven, dus het woord homo kende ik niet eens. Ik kende wel het woord boeler, wat betekent dat je door sommige Surinamers werd weggezet als de meest smerige persoon die bestaat. Ook had ik een afschuwelijk beeld in mijn hoofd van een homoseksuele man die in de wijk met stenen werd bekogeld, wat ik met mijn eigen ogen heb gezien. Dat is niet wat ik met mijn leven voor ogen had. Wat dat betreft kon je in mijn geboorteland nog beter een crimineel zijn dan een homo.”

"Ik haatte dat racistische gedoe in Suriname tussen Hindoestanen en creolen"

“Toen ik in Nederland kwam wonen was ik overigens erg verbaast om witte mensen in functies te zien als kruier of vuilnisman. Tot mijn negende jaar woonde ik namelijk in het plaatsje Billiton, ongeveer 40 kilometer van Paramaribo. Mijn vader werkte daar voor voor Billiton Maatschappij, een Nederlands mijnbouwbedrijf. Ik herinner me dat de witte mensen daar de hoogste functies hadden. Bovendien woonden ze in een aparte wijk, volledig afgezet met hoge hekken, villa’s, een zwembad en andere mooie voorzieningen. De gekleurde arbeiders – het gewone personeel – woonden in kleine huisjes die zo’n beetje aan elkaar waren geplakt en hadden weinig extra voorzieningen. Bovendien was het voor hen absoluut verboden om op het terrein van de witte mensen te komen. Je kon zelfs spreken van een soort onderdanigheid. Als witte mensen ons dorp binnenreden dan was je gewoon een beetje bang van ze.”

“Wat de politiek betreft: eerlijk gezegd heeft dat me nooit echt geïnteresseerd. Ik haatte dat racistische gedoe in Suriname tussen Hindoestanen en creolen. Vooral als de VHP en de NPS in verkiezingstijd campagne voerden. Ik wilde gewoon mens zijn.”

Bij de Surinaamse ambassade in Den Haag (1983) nadat er
 een petitie is aangeboden over gelijke rechten voor 
homoseksuelen in Suriname. 
v. l. n. r. Lionel Jokhoe, Carawan Groenefelt, 
Humphrey Goes, Adjiedj Bakas en
Max Lievendaal. 


In Nederland was ik meer bezig met mijn persoonlijke ontwikkeling en had ik geen tijd voor de politiek. Misschien dat ik soms met een schuin oog keek naar partijen die een standpunt innamen over de emancipatie van de LHBTI+ gemeenschap, maar ik heb me nooit bezig gehouden met het grotere plaatje of de behoefte gevoeld om me aan te sluiten bij een politieke partij.”

“Ik ging wel altijd stemmen en dan koos ik meestal voor de PvdA. Maar de laatste jaren zoek ik eigenlijk een partij die zich meer inzet voor de LHBTI+ gemeenschap. Ik ben er nog niet uit want die programma’s vind ik van die grote lappen tekst waar een hoop bla, bla, bla in staat.”

“Eigenlijk was zanger en cabaretier Robert Long de man die het meest in de buurt kwam van iemand die ik als favoriete politicus zou hebben gekozen. Hij was mijn grote held omdat hij de dingen benoemde zoals ze zijn en daarmee schopte hij tegen zere benen. Hij keerde zich tegen het geloof, tegen de politieke situatie en tegen de huichelarij.”

“Er is nog een anekdote uit 1974 die me te binnen schiet. Mijn grote vriend Max Lievendag was toen op bezoek in Nederland en ik nam hem op sleeptouw. Met een mengeling van verbazing en bewondering keek hij hoe het leven hier was voor  homoseksuelen. Toen hij na een maand terugging naar Suriname gaf ik hem de ‘long play’(lp) ‘Vroeger of later’ van Robert Long mee. ‘Jezus redt’ was één van de nummers die daarop stond. Max heeft dat toen op de radio laten draaien in Suriname en er ontstond een grote rel. Men vond het schandalig dat zo’n liedje gewoon afgespeeld kon worden. Achteraf bekeken was ik misschien de veroorzaker van die onrust.”





Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door het Steunfonds Freelance Journalisten

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Er is een wachttijd. Daarom wordt uw reactie niet meteen geplaatst.