dinsdag 16 november 2010

De 'hondenpoepsoldaat' van de PVV

Door Stuart Kensenhuis 

Geert Wilders, chef gedogen en leider van de PVV, heeft een gesprek met Eric Lucassen, Tweede Kamerlid van dezelfde partij en woordvoerder Defensie, Wonen, Wijken en Integratie. “Wat maak je me nou Eric?” Wilders is pisnijdig. Hij knoopt zijn jasje dicht en krabt aan het puistje op zijn bovenlip. Lucassen zit tegenover hem. Alle lichten in het parlementsgebouw zijn uit, behalve in de vleugel van de PVV-fractie. “Bedreigen van je buren, ontucht met je ondergeschikten in kazerne Ermelo, een week militaire detentie, rottigheid over hondenpoep, dreigen om te pissen door de brievenbus, dat kan toch niet waar zijn?”


Eric Lucassen (PVV)  
Lucassen is stil. Zijn kale hoofd glimt als een biljartbal. Hij kijkt even naar zijn schoenen. Zwarte leren molières. Maat 44. Plotseling laat hij een knetterende scheet. 100 kilo lichaamsgewicht verplaatst zich in zijn stoel van links naar rechts. Daarna kijkt hij Wilders aan alsof er niets aan de hand is. Zelfs de rode kleur van schaamte verschijnt niet op zijn gezicht.
  Wilders loopt de kamer uit. Verbouwereerd. Even later is hij terug. “Ben je klaar met stinken?”
  “Ja. Sorry hoor. Ik heb last van mijn buik.”
  “Dat is niet het enige waar je last van hebt, lijkt me zo.  Ik wil dat je vertrekt uit de Tweede Kamer. Je bent een last voor de partij en de coalitieregering.”
  “Ja, maar ik krijg nooit meer zo’n aardig inkomen. En dat wachtgeld is ook niet mis. Dus vertrekken, ik denk het niet.”
 Wilders kookt van woede, maar blijft beheerst. Hij kijkt Lucassen recht in de ogen en denkt na. Op zijn hoofd ziet hij geen horentjes. Een satanische lach heeft hij ook niet gehoord. Hoe kan ik het beste afscheid nemen van deze oetlul? Laat ik hem zitten, dan is hij aangeschoten wild en word ik aangesproken op zijn handelingen en gedrag. Stuur ik hem weg, dan verliest de regeringscoalitie zijn meerderheid.          
  “Ik word je nieuwe hondenpoepsoldaat,” zegt Lucassen ineens. 
  Wilders weet niet wat hij hoort. “Ben je gek geworden?” In zijn stem klinkt razernij. Een lijfwacht klopt op de deur en vraagt of alles goed is. Wilders stuurt hem weg. Dan richt hij zich weer tot Lucassen en schreeuwt: “Je bent al te ver gegaan.”  
  “Ja, ik weet het, maar ik bedoel het niet vervelend. Ik ben serieus over mijn voorstel. Luister nou even: ons volk gaat ten onder aan een gebrek aan kennis. Dit staat in Hosea 4 vers 6 van de Bijbel. Ik breng kennis over hondenpoep. Weet je, in de Badelochstraat in Haarlem heb ik er veel over geleerd. Daar, in mijn oude buurt, ben ik een  expert geworden. Geloof me maar.”    
  Wilders staat op en wil weglopen. Zoveel ketelmuziek heeft hij in zijn politieke carrière nog nooit gehoord. “De Bijbel misbruiken,” zegt hij, “hoe laag kan je vallen man?”
  “Er zijn ook veel buitenlandse honden bij,”  probeert Lucassen.
  Wilders blijft staan. Hij bedekt zijn mond met zijn rechterwijsvinger, maar zijn ogen zijn groot en een glimlach verraad dat hij blij is met iets geheel onverwachts. Langzaam draait hij zich om en buigt zich voorover naar Lucassen: “Over welke honden praten we hier? Moslims?”
  “Ja, natuurlijk. Bijvoorbeeld de Marokkaanse Wolfhond en de Turkse Poedel,  maar ook de Antilliaanse draadhaar. Ik ken ze en die poep is niet zuiver Geert, daar moeten we echt iets aan doen.”  Lucassen kijkt er triomfantelijk bij. Hij weet dat hij Wilders in de tang heeft en ook de regeringscoalitie.    


Twee dagen later. Een Persconferentie in Nieuwspoort Den Haag.  Wilders: “Wat er de afgelopen dagen tussen Lucassen en ik is besproken ga ik u niet vertellen. Hij mag in de fractie blijven, maar hij is niet langer woordvoerder Wijken en Defensie. 
  Lucassen: “Ik heb heel veel vertrouwen stuk gemaakt en ik ga hard werken om dit vertrouwen terug te winnen.”
Na de persconferentie rijdt Lucassen naar huis. Het is al donker als hij ter hoogte van Haarlem   een schitterend idee krijgt, althans, zo denkt hij erover.  In zijn oude wijk woont nog steeds de buurvrouw waarmee hij vaak ruzie had, een ergerlijk mens met een blonde pruik en een hond van onduidelijke afkomst.  Tegenover haar huis verstopt hij zich in het struikgewas en kijkt schichtig  om zich heen. Even later: een korte sprint. Bij haar voordeur laat hij zijn broek van zijn dikke achterwerk afglijden,   hurkt en draait een kolossale drol.      

Hoe geloofwaardig is een partij die anderen (lees: vooral allochtonen) de maat neemt, maar de eigen buurtterrorist ongemoeid laat?  U mag het zeggen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Er is een wachttijd. Daarom wordt uw reactie niet meteen geplaatst.