Door Ernestine
Comvalius (gastredacteur)
"Het
diversiteitsbeleid in de cultuursector is faliekant mislukt.” Deze opvallende
zin stond vorige maand in een artikel van NRC (Stop met opdringen witte cultuur) en is van Clayde Menso en Melle Daamen. Allebei
hebben ze ruimschoots hun sporen in de culturele sector verdiend, onder meer
als theaterdirecteur. Ze schrijven verder dat niet alleen qua publiek maar ook
wat betreft organisatie gesubsidieerde theaters, concertzalen en musea,
overwegend witte bolwerken blijven. Bovendien hekelen ze de argumenten die de
gevestigde instellingen opvoeren om het diversiteitsbeleid echt vorm te geven.
Zoals: ‘Ze zijn er niet. Ze willen of
kunnen niet. We hebben meer tijd, geld en best practices nodig.‘
Ernestine
Comvalius
Directeur Bijlmer Parktheater
|
Als
theaterdirecteur ben ik 20 jaar getuige van en deelnemer aan de discussie over
de noodzaak van diversiteit en inclusie in de kunstensector. Het is verbluffend
dat de excuses als een mantra worden herhaald. Terwijl ik dit schrijf hoor ik
de echo van degenen die vinden dat er wel stappen zijn gemaakt. Er zijn nieuwe personen
van kleur aangetreden als managers, de biastrainingen van bijvoorbeeld de
Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten worden goed afgenomen en er zijn
legio voorbeelden van goede initiatieven.
De
conclusie van Menso en Daamen dat het diversiteitsbeleid is mislukt, komt bij
sommigen hard aan. De vraag is of er fundamenteel iets is veranderd in de
afgelopen 20 jaar en of we blij moeten zijn met goede intenties, tijdelijke
initiatieven en de trage stappen
vooruit. Vele directeuren in de kunstwereld verkrampen bij de onvermijdelijke
vernieuwing die nodig is om de organisatie en de programmering inclusief,
representatief en relevant te maken dan wel te houden. Continu klaagt men over
‘een taak erbij’ of men noemt het ‘een verzwaring’ of dat het is ‘opgelegd door de gemeente’.
Ik
neem deel aan verschillende directieoverleggen in Amsterdam en daarbuiten en
hoor de weerstand en het gesteun aan. Ik denk niet dat men erbij stilstaat wat
dit voor mij en andere personen van kleur in leidinggevende posities betekent.
De gemeenschappen waar wij uit voortkomen worden enorm geproblematiseerd door
personen die machtsposities bekleden. Meestal laten wij niet merken dat dit ons
raakt. Beheerst gaan we het gesprek aan en geduldig verwoorden wij onze visie.
Dat heb ik 20 jaar lang gedaan maar nu kies ik er voor om deze gesprekken niet
meer lijdzaam te ondergaan. Ook al ben ik negen van de tien keer de enige zwarte
vrouw in het gezelschap, dan nog zal ik de kritische vraag stellen: “Hoezo een
taak erbij?”
Niet
zo lang geleden sprak een theaterdirecteur in een vergadering haar ongenoegen
uit over jonge talenten van kleur omdat ze volgens haar altijd vinden dat ze
gediscrimineerd worden en dat er altijd zo’n spanning ontstaat bij een grapje
over ras of afkomst. Waarom kunnen ze niet alles van zich afzetten en gewoon
doen, vroeg ze. Wat mij betreft laat ze hiermee zien dat ze een gebrek heeft
aan historische kennis, geen inzicht heeft in bestaande machtsstructuren en iets
tekort komt aan interculturele sensitiviteit.
Een
ander voorval is de roep van een theaterdirecteur tijdens een conferentie.
Volgens hem zou het fijn zijn als zwarte makers universele stukken produceerden
die niet telkens het zwart-witprobleem adresseerden of hun positie in de
samenleving. Ook deze spreker had geen besef van het dominante superieure
perspectief van waaruit hij sprak. Universeel wordt gedefinieerd vanuit een
westers perspectief. Het doet mij denken aan het interview met Toni Morrison waarin
haar gevraagd wordt of zij ooit van plan is om witte personages centraal te
stellen in haar boek. Haar antwoord is: begrijp je hoe racistisch deze vraag
is. Zou je aan een witte schrijver ooit vragen wanneer hij van plan
is om eindelijk eens over zwarte personages te schrijven? De vraag impliceert
dat Morrison pas dan de status van een schrijver waard is. Menso en Daamen zijn
voorstander van een ‘beleid dat gericht is op het bieden van ruimte aan
verscheidenheid en (echte) diversiteit.’ Zij pleiten voor de bereidheid om
macht en middelen te delen.
Met
de voorbeelden die ik hierboven heb beschreven wil ik aantonen dat zolang er
sprake is van superioriteitsdenken en een gebrek aan echte belangstelling voor
andere kunstuitingen en perspectieven, de gewenste radicale verandering en de
bereidheid om macht en middelen te delen zal uitblijven of in beperkte mate een
kans zal krijgen. De vraag is in hoeverre de kunstwereld onderkent dat er
sprake is van een dominant westers perspectief en in hoeverre men bereid is om
daar kritisch op te reflecteren en op gelijkwaardige wijze met cultureel
diverse makers in dialoog te gaan en andere perspectieven toe te laten. De
instellingen binnen de kunstsector die niet sneller gaan meebewegen met de
veranderende samenleving, kunnen op termijn hun relevantie voor grote
delen van de samenleving verliezen en daarmee komt ook hun bestaansrecht in
gevaar.
Touria
Meliani, wethouder cultuur in Amsterdam, heeft in haar contourennota aangegeven
dat representatie en inclusie leidend zijn in het Kunstenplan en dat zij
voorstander is van een eerlijker verdeling van publieke middelen. De
roep uit het kunstveld om meer geld als voorwaarde voor diversiteit en inclusie
was teleurstellend,
evenals de achterhaalde en uitgekauwde suggestie dat diversiteit en inclusie
ten koste gaan van de kwaliteit in de kunsten.
Vanuit
het Cultuur Consortium Zuidoost, aangevoerd door CBK Zuidoost, Imagine IC en
het Bijlmer Parktheater, hebben wij afstand genomen van dit geluid en een eigen
reactie uitgesproken tijdens de vergadering van de Raadscommissie cultuur. Samen
vertegenwoordigen wij 60 jaar ervaring op het gebied van programmering met én
autonome kwaliteit én breed publieksbereik, betoogden wij. Voor ons zijn
representatie en inclusie gedurende al die jaren de rode draad door ons werk.
Onze expertise bouwden wij op in een tijd waarin de kunstensector neerkeek op
ons werk in Amsterdam Zuidoost. Overigens hebben wij tijdens die raadsvergadering onze bereidheid uitgesproken om
kennis te delen.
Diversiteit
en inclusie gaan over machtsdeling en representatie, maar vooral ook over de
verrijking en vernieuwing van de kunsten in een onafwendbare ontwikkeling
waarin de kansen
voor het oprapen liggen. Daarvoor is zelfreflectie nodig, dat continue durven bevragen
van gehanteerde referentiekaders. En niet te vergeten, de verbeelding. Is
verbeeldingskracht niet een kernkwaliteit van de kunsten?